Roestvrijstalen bevestigingsmiddelen

Austenitisch staal (staalsoorten A1, A2, A3, A4, A5 en A8) bevat hoge hoeveelheden chroom en nikkel. Dit zorgt ervoor dat het staal niet gehard kan worden door middel van warmtebehandeling. Het heeft uitstekende corrosiebestendigheid, goede vervormbaarheid en is meestal slechts licht magnetiseerbaar.

Ferritisch staal (staalsoort F1) heeft minder dan 0,1% koolstof en meestal 11% tot 18% chroom. Het kan niet gehard worden door middel van warmtebehandeling en is sterk magnetiseerbaar. De corrosiebestendigheid is lager dan die van de austenitische staalsoorten A2 of A3. Als een lagere corrosiebestendigheid acceptabel is voor de geplande toepassing, kan roestvrij staal F1 een goed economisch compromis zijn.

Martensitisch staal (staalsoorten C1, C3 en C4) heeft hoge hoeveelheden chroom, maar een zeer laag nikkelgehalte. Het kan worden gehard door middel van warmtebehandeling om de sterkte te verhogen. Dit leidt echter tot verminderde vervormbaarheid en het staal is sterk magnetiseerbaar. De martensitische staalsoorten C1 en C4 hebben een lagere corrosiebestendigheid dan austenitische staalsoorten.

Duplex staal (staalsoorten D2, D4, D6 en D8) bestaat uit een combinatie van austenitische en ferritische fasen, meestal in een verhouding van 40% tot 60%. Het bevat meer chroom en minder nikkel dan austenitisch staal. Dit maakt het sterk en goed magnetiseerbaar. Duplex roestvast staal biedt uitstekende bescherming tegen corrosie. In vergelijking met austenitisch roestvrij staal (A1 tot A5) is het veel beter bestand tegen spanningscorrosie.

Wat betreft put- en spleetcorrosie heeft D2 een corrosiebestendigheid die gelijkwaardig is aan A2, terwijl D4 vergelijkbaar is met A4. D6 biedt een betere bescherming dan A4 en D4 en D8 heeft een corrosiebestendigheid die vergelijkbaar is met A8.